Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6211

Datum uitspraak2007-10-22
Datum gepubliceerd2007-10-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers07-00593
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wrakingsverzoek. [..] de aanwijzing van het gerechtshof Leeuwarden als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam is met ingang van 1 oktober 2007 komen te vervallen. Een overgangsregeling is daarbij niet getroffen. [..] Bij verandering van wetgeving op processueel terrein dient de rechter, bij gebreke aan een andersluidende regeling van overgangsrecht, in het algemeen de wettelijke regeling toe te passen zoals die geldt ten tijde van zijn handelen. Nu het hof thans niet meer kan handelen in de hoedanigheid van het gerechtshof Amsterdam, en het gerechtshof Amsterdam het enige forum is dat bevoegd is om het onderhavige verzoek te behandelen en daarop te beslissen, dient het hof zich onbevoegd te verklaren om van de zaak (verder) kennis te nemen en zal het de zaak ter verdere behandeling verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam.


Uitspraak

Beschikking d.d. 22 oktober 2007 Rekestnummer 07-00593 HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Beschikking in de zaak onder parketnummer 24-000761-05 van het Openbaar Ministerie te Amsterdam tegen [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen: [appellant], raadsman mr. G.P. Hamer, advocaat te Amsterdam, op het verzoek tot wraking van mr. [raadsheer], lid van de meervoudige strafkamer van dit hof. Het procesverloop In de zaak met parketnummer 24-000761-05 heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Leeuwarden, zitting gehouden op 24 augustus 2007. Ter zitting van 24 augustus 2007 is door de raadsman van [appellant] een wrakingsverzoek ten aanzien van mr. [raadsheer], lid van de meervoudige strafkamer, ingediend. De voorzitter heeft daarop de behandeling ter zitting geschorst. Het hof heeft, na de schorsing, bij monde van de voorzitter, medegedeeld dat mr. [raadsheer ] niet berust in de wraking. De stukken zijn vervolgens in handen gesteld van de wrakingskamer van het hof. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de brief van mr. Hamer van 6 september 2007, welke brief is aangevuld bij brief van mr. Hamer van 7 september 2007, met bijlage. Van mr. [raadsheer] is op 1 oktober 2007 schriftelijk bericht ingekomen dat hij van de gelegenheid om op het wrakingsverzoek te worden gehoord geen gebruik zal maken. Ter zitting van 8 oktober 2007 is de zaak behandeld. Verschenen is uitsluitend mr. Hamer, de raadsman van [appellant]. Mr. Hamer heeft ter zitting twee akten overgelegd. Het hof heeft zich kort beraden en vervolgens, bij monde van de voorzitter, aan mr. Hamer medegedeeld dat het hof het wrakingsverzoek niet inhoudelijk zal behandelen, maar zich eerst bij beschikking zal uitlaten over het ter zitting voorgedragen beroep op de onbevoegdheid van (de leden van) het hof. De beoordeling 1. Kort weergegeven luiden de stellingen van mr. Hamer: (a) het gerechtshof Leeuwarden, als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam, is niet bevoegd om dit wrakingsverzoek te behandeling, (b) op het onderhavige verzoek dient het wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam te worden toegepast, en (c) de leden van het gerechtshof Leeuwarden dienen zich te verschonen. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. 2. Bij besluit van 13 september 2004 (gepubliceerd in de Staatscourant van 17 september 2004 (nr. 179), is het gerechtshof Leeuwarden aangewezen als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam. Deze aanwijzing is geschied voor de duur van drie jaar, te rekenen vanaf 1 oktober 2004, te weten de datum van de inwerkingtreding van het besluit. 3. Op grond van het "Besluit verlenging aanwijzing strafzaken gerechtshof Amsterdam" van 12 september 2007, gepubliceerd in de Staatscourant van 20 september 2007 (nr. 182), kan het hof als juist erkennen de stelling van mr. Hamer dat de aanwijzing van het gerechtshof Leeuwarden als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam met ingang van 1 oktober 2007 is komen te vervallen. Een overgangsregeling is daarbij niet getroffen. 4. Mr. Hamer stelt, op grond van het vorenstaande, dat het gerechtshof Amsterdam thans bevoegd is met betrekking tot de behandeling van het wrakingsverzoek en dat het verzoek derhalve dient te worden behandeld op de locatie te Amsterdam, met de rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren die werkzaam zijn bij het gerechtshof te Amsterdam. 5. Bij verandering van wetgeving op processueel terrein dient de rechter, bij gebreke aan een andersluidende regeling van overgangsrecht, in het algemeen de wettelijke regeling toe te passen zoals die geldt ten tijde van zijn handelen. Nu het hof thans niet meer kan handelen in de hoedanigheid van het gerechtshof Amsterdam, en het gerechtshof Amsterdam het enige forum is dat bevoegd is om het onderhavige verzoek te behandelen en daarop te beslissen, dient het hof zich onbevoegd te verklaren om van de zaak (verder) kennis te nemen en zal het de zaak ter verdere behandeling verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam. 6. Gelet op het vorenstaande kan bespreking van de stellingen zoals verwoord in rechtsoverweging 1 onder (b) en (c) achterwege blijven. Slotsom 7. Het hof zal, gelet op het bovenstaande, beslissen als na te melden. De beslissing Het gerechtshof: verklaart zich onbevoegd om het verzoek te behandelen en daarop te beslissen; verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar het gerechtshof te Amsterdam. Aldus gegeven door mrs. Melssen, voorzitter, Zwerwer en Bosch, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 22 oktober 2007 door de voorzitter in het bijzijn van de griffier.